Je voeding, je redding


Voeding heeft alles te maken met gezondheid en ziekte

Er wordt veel geschreven over voeding en diëten. Met de regelmaat van de klok krijg ik in mijn praktijk vragen over voeding. Bestaat er verband tussen voeding en gezondheid? Kan mijn ziekte te maken hebben met verkeerde voeding? Wat is gezonde voeding? Wat kan ik eten en wat moet ik vermijden? Bestaat er een homeopathisch dieet? 

Er zijn de laatste jaren een aantal opzienbarende ontdekkingen gedaan met betrekking tot ons voedsel. De allerbelangrijkste hiervan zijn:

  1. Vet is niet slecht en vetarm eten is heel ongezond en onnatuurlijk, omdat ons lichaam voor de opbouw van onze lichaamscellen en voor talrijke funkties vetten nodig heeft. 
  2. Ons lichaam is er niet op gebouwd koolhydraten (suikers en zetmelen) als voornaamste energiebron te gebruiken. Dat houdt in dat het advies om veel volkorenprodukten te eten, dat al vele tientallen jaren door overheden en voorlichters wordt gegeven, bij nader inzien een verkeerd advies is.


Hoe zit dat dan? Dat ga ik hieronder bespreken.

Gezondheid en ziekte 

Ons lichaam bestaat uit cellen, weefsels en organen. Deze zijn opgebouwd uit materie: atomen en moleculen. Maar materie alleen leeft niet. Een tafel leeft niet, ze ademt niet, ze kan niet groeien, ze kan zichzelf niet repareren, ze kan zichzelf niet voortplanten. Er is dus nog iets anders nodig om de materie te laten functioneren. We noemen dat ‘leven’. Wat dat precies is en waar het oorspronkelijk vandaan komt, weten we niet. We kunnen wél zeggen dat het iets anders is dan materie. 

Nu kan iets dat niet leeft ook niet ziek zijn. Een tafel kan niet ziek zijn. Ze kan wel stuk zijn of beschadigd. Mensen, dieren en planten kunnen wel ziek zijn. Dat komt doordat ze leven. Ziekte is gebonden aan leven. Iets dat niet leeft, kan niet ziek zijn. 

Om als mens te kunnen functioneren en gezond te blijven zijn er dus twee dingen nodig:

  1. Materiaal om ons lichaam op te bouwen en te onderhouden en zonodig te herstellen
  2. ‘Iets’ om het leven in ons gaande te houden

Het leven herbergt twee grote raadsels: 

  1. Waar komt het leven vandaan. Hoe is het ontstaan?
  2. Hoe zit het leven aan de materie vast?


Deze vragen laten we maar even rusten en we gaan ons met praktische zaken bezig houden. Alle leven op aarde wordt gevoed door de zon. Als de zon er niet was, zou er geen leven op aarde zijn. Er zou niets groeien en we zouden geen voedsel hebben.

De zon, bron van leven
Ons voedsel dient voedingsstoffen te bevatten, zogenaamde nutriënten. Dit zijn eiwitten, vetten, koolhydraten, vitaminen, mineralen en sporenelementen. Ons lichaam heeft die nodig voor twee soorten functies:

  1. Opbouw en onderhoud van de cellen en weefsels van ons lichaam.
  2. Energievoorziening, zodat we ons lichaam warm kunnen houden, ons kunnen bewegen en kunnen denken en voelen.


Al deze nutriënten ontstaan onder invloed van zonlicht. Zonlicht komt tot ons in de vorm van zonnestralen. Deze kunnen natuurkundig beschreven worden als energiegolven of als deeltjes, de zgn. fotonen. Fotonen van de zon zijn energiedragers. Ze leveren de energie om in planten koolzuur en water om te zetten in glucose en zuurstof. Dat proces heet fotosynthese.

Samenvatting fotosynthese: 
koolzuur + water + zonne-energie leveren zuurstof en glucose
.

Alle zonne-energie zit nu in het glucosemolecuul  en deze energierijke glucose kan door planten verder omgezet worden in eiwitten en vetzuren. Zo heeft de zon ons voorzien van onze voedingsstoffen: koolhydraten, eiwitten en vetten. In planten vinden dan verdere chemische reacties plaats die ons andere nutriënten zoals de vitamines leveren.

Eiwitten 
Eiwitten zitten overal in ons lichaam. Het is er in feite uit opgebouwd. Spieren, botten en organen bevatten allemaal eiwitten. Deze eiwitten worden door ons lichaam allemaal zelf gemaakt. De bouwstenen hiervoor zijn de aminozuren. Eiwitten bestaan uit lange ketens van aaneengeschakelde aminozuren, die in elkaar geplooid worden tot ruimtelijke strukturen. Er bestaan 20 verschillende aminozuren. Acht hiervan zijn de essentiële aminozuren. Essentiëel betekent dat we ze niet zelf kunnen maken. We moeten ze uit onze voeding halen. Ze zitten in vlees, vis, melkproducten en allerlei planten en hun zaden en noten.

Vetten
Vetten komen ook overal in ons lichaam voor. Ons lichaam is opgebouwd uit cellen en elke cel wordt omgeven door een soepel bedekkend laagje, de celmembraan. Deze is voor een groot deel opgebouwd uit vetzuren. Ook hiervan bestaan er verschillende, waarvan weer sommige essentiëel zijn. De essentiële vetzuren kunnen we niet zelf maken en deze moeten dus in onze voeding voorkomen, willen we gezonde lichaamscellen hebben.

De essentiële vetzuren zijn het omega-6 vetzuur ofwel linolzuur (LA) en omega-3 vetzuur, het alfa-linoleen-zuur (ALA). Alle andere vetzuren die in ons lichaam voorkomen, maakt de lever naar behoefte aan en die hoeven we dus niet persé te eten. Vetzuren zitten o.a. in plantaardige oliën, vlees en vis. Een belangrijk onderscheid is dat tussen verzadigde en onverzadigde vetzuren. Het idee dat verzadigd vet schadelijk zou zijn is achterhaald. Ik kom daar hierna op terug

Koolhydraten 
Onder koolhydraten verstaan we suikers en zetmelen en bepaalde voor mensen onverteerbare stoffen zoals cellulose. Het allerbelangrijkste koolhydraat op deze aarde is glucose. Tijdens de fotosynthese wordt de zonne-energie opgeslagen in het glucosemolecuul, zoals we hierboven zagen. 

In ons lichaam wordt voor de energievoorziening glucose aangemaakt. Ons lichaam kan namelijk vetten en eiwitten  weer omzetten in glucose. Ook weer het omgekeerde van wat in planten plaatsvindt. Die glucose wordt in de lichaamscellen verbrand (geoxideerd) met behulp van zuurstof uit de lucht en omgezet in een stofje dat in ons lichaam fungeert als universele brandstof. Dit stofje heet ATP (Adenosinetrifosfaat). Al onze cellen gebruiken ATP als ze energie nodig hebben. Deze omzetting van glucose in ATP heet celademhaling.

De omzetting van glucose in dit energierijke ATP is in feite het omgekeerde van de fotosynthese. Immers bij de fotosynthese werd koolzuur en water met behulp van zonne-energie omgezet in glucose. Bij de celademhaling wordt glucose omgezet met behulp van zuurstof in het energierijke ATP met als afval koolzuur en dat ademen we gewoon uit. De zonne-energie wordt in planten als het ware verpakt in glucose en in onze cellen wordt die energie weer uit de glucose ‘uitgepakt’ en doorgegeven aan ATP.

Op deze manier komt de zonne-energie in ons lichaam ter  beschikking. Overal in ons lichaam waar energie nodig is, wordt hiervoor ATP gebruikt.

Alle glucose die ons lichaam nodig heeft, maakt onze lever voor ons. De lever kan naar believen uit eiwitten en vetten glucose maken. 

Er bestaan geen essentiële koolhydraten.
Er is dus geen enkele noodzaak om koolhydraatrijk voedsel te eten. In tegendeel, we zullen zien dat het eten hiervan (inclusief volkorenprodukten) heel ongezond en schadelijk is. Een van de redenen daarvoor is dat alle glucose die ons lichaam over heeft wordt omgezet in vet. Ons lichaam kan overtollige glucose namelijk niet uitscheiden. Koolhydraatrijk eten betekent in de meeste gevallen overgewicht. En we weten inmiddels dat overgewicht tot allerlei kwalen leidt, zoals suikerziekte (Diabetes) en hart- en vaatziekten.

Nogmaals vetten: en beetje chemie voor een beter begrip
Iedereen heeft wel eens gehoord van verzadigde vetten en onverzadigde vetten. Wat is dat precies? Daarvoor hebben we een beetje chemische kennis nodig.
Vetten bevatten vetzuren en deze vetzuren bestaan chemisch gezien uit lange ketens van koolstofatomen. In onderstaande afbeelding worden de koolstofatomen weergegeven door zwarte bolletjes, de waterstofatomen door witte bolletjes en de rode bolletjes zijn zuurstofatomen. We zien hier ook het verschil tussen een verzadigd en een onverzadige vetzuur: verzadigde vetzuren zijn recht en onverzadigde vertonen een of meer knikken. Dierlijke vetten zijn in het algemeen verzadigd. Ook het vet dat in ons lichaam gemaakt wordt als we in gewicht toenemen is verzadigd vet.
De laatste afbeelding rechts onder is een transvetzuur. Hierin zit een soort kronkel, waardoor het recht lijkt, maar niet helemaal recht is. Deze transvetzuren komen in de natuur niet voor. Ze ontstaan door het 'harden' van vetten. Ik kom daar hieronder op terug


Een belangrijk kenmerk van onverzadigde vetzuren is het smeltpunt. Bij kamertemperatuur zijn ze vloeibaar. We kennen ze daardoor als oliën. Een tweede belangrijk kenmerk is dat ze snel bederven, ranzig worden. Door deze eigenschap is het onmogelijk ze te verwerken in voedingsmiddelen die lang goed moeten blijven. Dit was voor de voedingsmiddelenindustrie een enorm probleem, omdat kant-en-klare en verpakte voedingsmiddelen al gauw een paar maanden in de schappen moeten kunnen staan. 

Transvetten
Dit probleem is opgelost door de vetten te 'harden'. Hierbij worden de vetzuren gebombardeerd met waterstofmoleculen in aanwezigheid van metalen als nikkel en aluminium. Het gevolg is dat de knikken in de onverzadigde vetzuren vervangen worden door de kronkels, zoals we die in de afbeelding zien. Door het harden worden de vetzuren lang houdbaar en het smeltpunt wordt hoger, zodat ze bij kamertemperatuur stollen. Door deze eigenschappen kunnen ze goed industrieel verwerkt worden in producten als margarine en bakkersvet en in allerlei koekjes en andere kant-en-klare 'lekkernijen'.

Het grote probleem met transvetten is het volgende:
De membranen van al onze lichaamscellen zijn opgebouwd uit een dubble laag van vetzuren en wel uit de essentiële vetzuren omega 3 en omega 6, die met een knik dus, die bij lichaamstemperatuur vloeibaar zijn en onze celmembranen soepel houden. U moet zich deze celmembranen voorstellen als een soort activiteitencentra. Ze bevatten allerlei wezenlijke onderdelen, zoals receptoren voor hormonen, die ingebouwd zijn in de laag van vetzuren. In deze membranen wordt bepaald wat de cel in en uit mag en wat niet. Goed functionerende celmembranen zijn dus essentiëel om gezond te blijven.

Wanneer de essentiële vetzuren in onze voeding ontbreken, zal ons lichaam noodgedwongen verzadigde vetzuren inbouwen in de celmembranen, waardoor deze minder soepel worden en hun taken niet goed kunnen vervullen. Stoffen kunnen de cel niet meer in of uit, de cel krijgt noodzakelijke stoffen niet binnen en raakt haar afval niet kwijt. Dit leidt tot ziekte en voortijdige veroudering. Een van de allerbelangrijkste stoffen die onze cellen in moet is zuurstof, want die is nodig om tijdens de celademhaling glucose om te zetten in de energierijke universele brandstof ATP.

Wanneer zuurstof de cel niet in kan, ontaardt de cel op den duur in een kankercel. Uitgerekend het inbouwen van transvetten in onze celmembranen belemmert het zuurstoftransport de cel in!! Het eten van transvetten vormt dus een grote risicofactor voor het ontwikkelen van kankercellen. 

Dat  houdt in dat je alle kant-en-klare lang houdbare voedingsmiddelen maar beter in de schappen kunt laten staan als je gezond wil blijven. Er is nog een tweede reden waarom je dat maar beter kunt laten. Dat bespreek ik binnenkort hieronder bij de koolhydraten. 

Lees de bijzonderheden hierover in:

Onverzadigde vetzuren in de strijd tegen kanker.  

en

Dr. Johanna Budwig, vetzuurpionier


Nogmaals koolhydraten

wordt vervolgd


Gezonde voeding, levende voeding

wordt vervolgd

Stuur mij een email: fd@quodnatura.info   © Fernand Debats 2022